Betekenis zwak
Op deze pagina vind je 5 verschillende betekenissen of definities van het woord 'zwak’, geordend van meest populaire betekenis naar minst populaire. Indien je zelf nog een definitie of synoniem kent, kan je deze onderaan deze pagina toevoegen.
zwak
taalk. (Germaanse werkwoorden) een verleden tijd vormend met een dentaal achtervoegsel
VB: Reizen-reisde-gereisd is een zwak werkwoord, rijzen-rees-gerezen een sterk.
zwak
taalk. (Germaanse naamwoorden) een stelsel buigingsuitgangen vertonend die op -n gebaseerd zijn
VB: Des hertogen is een zwakke genitief, des konings een sterke.
Zwak
Armzalig, Beperkt, Futiel, Gering, Klein, Mager, Miezerig, Nietig, Onbeduidend, Onbetekenend, Petieterig, Pieterig, Pover, Schamel, Schraal, Schraaltjes; Beroerd, Bleek, Bloedeloos, Flauw, Fleps, Futloos, Lusteloos, Slap, Verlept, Vermoeid, Week, Ziekelijk, Afgeleefd, Broos, Gammel, Gebrekkig, Gebroken, Hulpbehoevend, Krakkemikkig, Lam, Onzeker, Op, Oud, Uitgeblust, Versleten, Verzwakt, Wankel, Wark; Breekbaar, Delicaat, Dun, Fijn, Fragiel, Frele, Gevoelig, Kwetsbaar, Rank, Sensitief, Teer, Teerhartig, Tenger, Vatbaar, Zwakjes; Adynamisch, Bloedarm, Jansalieachtig, Krachteloos, lafhartig, Lamlendig, Lammenadig, Lusteloos, Machteloos, Mat, Onmachtig, Uitgedoofd, Vermoeid, Verwekelijkt; Dom, Fout, Gemeen, Kwalijk, Laag-bij-de-gronds, Oenig, Onsolide, Slecht, Stom, Verforilijk, Verkeerd, Waardeloos, Zondig; Voorkeur, Voorliefde, Zwakte; Klankloos